Drs. K.S.A.E. Liem

Belangrijke Side Links

(Loco)Regionale Technieken

Belangrijke Informatie

Elke behandeling behoort goed te worden uitgevoerd.

Het is in uw eigen belang dat uw arts BIG-geregistreerd is. Vraag hiernaar.

U weet zodoende dat u met een vakman te maken heeft.

➟ Het BIG register

Als u acupunctuur overweegt, vraag dan naar een arts-acupuncturist. Deze behoren ingeschreven te staan bij de NAAV, de Nederlandse Artsen Acupunctuur Vereniging.

U weet dan zeker dat uw acupuncturist medisch geschoold is en ook mediische handelingen mag uitvoeren.

➟ De NAAV

 

Wat is Anesthesie nu eigenlijk?

Het vak anesthesiologie is een relatief jong maar veelzijdig vak. De anesthesiologie zoals wij die nu kennen wordt pas sinds de jaren vijftig beoefend. Een van de hoofdtaken binnen de anesthesie is het verdoven van operatiepatiënten tijdens hun verblijf op de operatiekamer. Daarnaast omvat de anesthesie taken zoals de (chronische) pijnbestrijding, de intensive care, de pre-operatieve screening.

 

Anesthesie op de operatiekamer

Er zijn twee soorten van anesthesie te onderscheiden. Namelijk de algehele of algemene anesthesie en de zogenoemde (loco)regionale anesthesie. De algemene anesthesie is de soort waarbij de patiënt helemaal gaat slapen (algehele narcose) en wordt in principe bij alle soorten ingrepen gebruikt. Ook de algemene anesthesie is op haar beurt weer onderverdeeld in twee soorten: de klassieke of inhalatieanesthesie en de intra-veneuze anesthesie.

 

Inhalatie anesthesie

De inhalatie anesthesie is de oudste vorm van anesthesie. Ether: Het dampvormige anesthesiemiddel van het eerste uur, wordt niet meer gebruikt. Ook lachgas (N2O) wordt tegenwoordig steeds minder gebruikt en zal in de nabije toekomst geheel gaan verdwijnen. Dat zal het laatste gasvormige middel zijn dat uit de anesthesie verdwijnt. Op dit moment worden er vooral dampvormige anesthesiemiddelen (halogene dampen, en dan vooral sevoflurane) gebruikt om de diepte van de narcose te onderhouden. Volledige narcose met een inleiding (het onder volledige narcose brengen) en onderhouden van de narcose met behulp van een dampvormig anesthesticum, wordt eigenlijk alleen nog maar bij kinderen toegepast. Dat is het zogenaamde in slaap gaan met het kapje zoals velen van ons wel kennen.

Volwassenen worden zelden nog met dampvormige anesthetica (het kapje) in slaap gemaakt. Dit heeft maken met het feit dat een volwassene veel groter en zwaarder is dan een kind. De volwassene heeft veel meer massa (lichaams-inhoud) dan een kind. Dat betekent weer dat het veel langer duurt voordat een volwassene met behulp van inhalatieanesthesie onder narcose is. Bij volwassenen wordt de inleiding verricht met behulp van intraveneuze anesthetica, welke via het infuus worden toegediend.

 

Intra-veneuze anesthesie

De letterlijke betekenis is: anesthesie die gegeven wordt met middelen die via een ader ingespoten worden. De intra-veneuze middelen die ons ter beschikking staan zijn er in drie soorten. De slaapmiddelen (hypnotica), de spierverslappers (relaxantia) en de pijnstillers (analgetica).
De slaapmiddelen en pijnstillers worden bij een algehele anesthesie eigenlijk altijd wel gebruikt. De spierverslappers alleen als het nodig is (op indicatie).

Waarom nu deze drie middelen? Je zou immers kunnen stellen dat als je alleen slaapmiddelen gebruikt, de patiënt toch slaapt en dan is de rest toch niet nodig? Dat is helaas maar zeer ten dele waar. Als je alleen slaapmiddelen zou gebruiken, dan slaapt de patiënt inderdaad wel. Maar dat wil nog niet zeggen dat de patiënt geen pijn heeft. De pijnprikkel wordt gewoon doorgegeven, of de patiënt nu slaapt of niet. Dat heeft weer gevolgen, hoge bloeddruk, snelle pols, zweten. Kortom niet wenselijk en soms ronduit gevaarlijk voor de gezondheidstoestand van de patiënt. Daarom moet er ook afdoende pijnstilling gegeven worden.

De spierverslappers worden alleen op indicatie gegeven. Die indicatie wordt gesteld als het voor de operatie noodzakelijk is dat de patiënt geïntubeerd wordt. Dat wil zeggen: de patiënt krijgt in de luchtpijp een beademingsbuisje (tube) geschoven. In de anesthesie heet dit: “de gegarandeerd vrije luchtweg”. De luchtweg is dan zonder obstructies. Daarna neemt de beademingsmachine, de ademhaling van de patiënt over. De spierverslappers hebben alle skeletspieren van de patiënt verslapt (tijdelijk verlamd) en daarmee ook de ademhalingsspieren. Dat betekent weer dat de patiënt niet zelf kan ademhalen. Hij of zij wordt tijdelijk afhankelijk van een beademingsmachine.

Het spreekt dus voor zich dat er tijdens de anesthesie een adequate bewaking, monitoring en beademing van de patiënt plaats vindt waarbij de anesthesioloog de eindverantwoordelijkheid heeft.

 

(Loco)regionale anesthesie

De (loco)regionale anesthesie omvat een zeer uitgebreid scala van mogelijkheden. Het zou te ver gaan om alle verschillende technieken tot in detail te behandelen. In grote lijnen zijn er de mogelijkheden en werkwijzen.

Bij lokale anesthesie wordt alleen een bepaalde plek van het lichaam verdoofd. Denk hierbij aan stukje huid waar een moedervlekje weggehaald moet worden. Of een teen of vinger die verdoofd moeten om een wond te hechten. Maar ook een tand of kies die de tandarts verdoofd om een gaatje te vullen of een kies te trekken, is een vorm van lokale anesthesie. De bekendste middelen die bij lokale anesthesie gebruikt worden zijn Lidocaine, Procaine en Xylocaine. De genoemde middelen zijn over het algemeen een paar uur werkzaam.

Bij regionale anesthesietechnieken wordt een ledemaat of een deel van het lichaam verdoofd. Hierbij kun je denken aan de spinale (ruggeprik) en epidurale anesthesie. Ook verdovingen van een arm of been vallen hier onder.

De bekendste (loco)regionale anesthesietechniek is de spinaal anesthesie, in de volksmond de bekendste ruggeprik. Deze prik kan in afwezigheid van contraindicaties, worden toegepast bij operaties die beneden het navelgebied plaatsvinden. De patiënt wordt dan vanaf de navel tot en met de tenen volledig verdoofd. Het pijngevoel is dan afwezig en ook kan men de benen niet meer optillen. De patiënt blijft i principe volledig bij bewustzijn. Als de patiënt echter de behoefte heeft om "niet alles mee te maken”, kan er een slaapmiddel worden toegediend. We noemen dat spinaal met sedatie.

De epidurale anesthesie is weer een aparte vorm van de ruggeprik. Bij de epidurale anesthesie of kortweg epiduraal, wordt een veld van het lichaam verdoofd, bijvoorbeeld het gebied van net onder tepelhoogte tot aan het schaambeen voor een bij een grote buikoperatie. Er wordt een catheter in de epidurale ruimte van de rug achtergelaten. Hierop wordt een pompje bevestigd, dat continue pijnstilling via de catheter toediend. Wanneer de epiduraal niet meer nodig is wordt het slangetje weer verwijderd. Over het algemeen wordt de epiduraal toegepast als pijnbestrijding na operaties, om zo de eerste dagen na de operatie pijnvrij door te komen. Hetgeen zeer bevordelijk is voor het voorkomen van complicaties. Door minder pijn te voelen kan er dieper worden doorgezucht en worden de longen beter geventileerd. Er is meer zuurstoftransport, waardoor de wondgenezing beter verloopt, maar er is ook een lagere kans op een onteking van de longen. De meeste mensen kennen de epiduraal van de bevalling (partus).

Andere vormen van regionale anesthesie zijn de verdovingen van armen en benen via plexus anesthesie. Zoals de Axillaire blokkade, het VIB-block, het Interscalenus-block, het Femoraal-block en het Poplitea-Block. Hierbij wordt meestal een electrostimulator gebruikt om de specifieke zenuwen op te zoeken. De anesthesioloog kan door de kennis van de anatomie te kombineren met de door de neurostimulator opgewekte contracties van specifieke spieren bepalen of hij op de juiste plek zit. Tegenwoordig wordt echter de echogeleide verdoving gezien als de beste techniek, waarbij de naald en de structuren waar de verdoving moet worden achtergelaten middels echoaparatuur zichtbaar worden gemaakt.

 

Overzicht van (loco)regionale technieken

 

 


Design by LiemBrothers BV